logo NCGeo

Digitale modellen van terrein en kaart

GS 33, René van der Schans, Digitale modellen van terrein en kaart

René van der Schans (redactie)

Nederlandse Commissie voor Geodesie 33, Delft 1995, 88 pagina's.
ISBN-13: 978 90 6132 250 4. ISBN-10: 90 6132 250 2.


Samenvatting

Op 6 oktober 1994 vond bij de Topografische Dienst in Emmen een studiedag plaats over de relatie tussen Digitale Landschaps-Modellen (DLM) en Digitale Kartografische Modellen (DKM). Deze studiedag was georganiseerd door de Subcommissie GIS van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG), in samenwerking met de werkgroep Onderwijs en Onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Kartografie. Een dertigtal personen uit wetenschap en praktijk was uitgenodigd om aan deze bijeenkomst deel te nemen.

Het onderscheid tussen DLM en DKM wordt onder meer gemaakt in het door Duitse topografische diensten ontwikkelde ATKIS (Amtlich Topographisch-Kartographisches Informationssystem). DLMs beschrijven daar het terrein, de topografie, in termen van terreingeometrie en terreinattributen, dit alles in principe ongeacht de latere grafische weergave. DKMs daarentegen beschrijven uitsluitend het kaartbeeld als verzameling van grafische uitdrukkingsvormen (symbolen, lijndikten, kleuren en teksten). Dit fundamentele onderscheid nu werd, vanuit theorie en praktijk, op de studiedag bediscussieerd.

Van der Schans van de Landbouwuniversiteit Wageningen besprak de theoretische aspecten van DLMIDKM. Hij bracht ze in verband met taalpsychologische theorieën, belichtte de onderlinge relaties en analyseerde ATKIS op basis van een theoretisch model, waarin de symmetrie van terrein en kaart (beide deel van de werkelijkheid!) en de mentale en digitale modellen daarvan centraal stond.

Kolk schetste de cultuuromslag bij de Topografische Dienst van het kaartgericht denken naar het bestandsgericht denken, en de problemen bij de analoog-digitaal-conversie. Automatisering van de generalisatie moet ook tot geautomatiseerde vervaardiging van een DKM leiden. Dit DKM beschrijft dan de gedrukte topografische kaart, waar vraag naar blijft bestaan.

Murre beschreef de ontwikkelingen bij de gemeente Amsterdam. Men beschikt daar over de Digitale Kaart van Amsterdam (DKA), de Kleinschalige Standaard Topografie (KST), en het Digitaal Topografisch Basisbestand (DTB). De DKA is te beschouwen als een DKM (hij beschrijft kleurvlakken, teksten en bepaalde lijnelementen). De KST is een beschrijving van bouwblokken en lijnsegmenten en daarmee een DLM. Het DTB is nu nog een grafisch gerichte verzameling van punten en lijnen, maar er worden plannen ontwikkeld om over te gaan op de vorming van objecten.

Heres (Philips Car Systems) besprak het gebruik van DLMs en DKMs bij verkeer en vervoer, onder de pakkende (uit het Duits vertaalde) titel: "U verlaat nu het gedigitaliseerde gebied!". Hij beschreef werking en structuur van autonavigatiesystemen en analyseerde vervolgens de onderdelen daarvan op hun DLM- of DKM-geaardheid. Dit mondde uit in een voorstel voor een 'AS paradigma' (Algemeen/Specifiek), waarin aan de top van een piramide van modellen een ULM (Universeel Landschaps-Model) fungeert.

Aalders benaderde het DLM/DKM-paradigma objectgericht (niet objectgeoriënteerd!). In dit referentiekader hebben we een nominale grondslag voor een landschapsmodel, die een zo natuurgetrouw mogelijke weergave beoogt met een vooraf gedefinieerde inhoud voor een of meer vooraf bepaalde toepassingen, en een nominale grondslag voor een kaartmodel, die een grafisch verantwoorde weergave van een gebied beoogt, met een vooraf bepaalde in houd. De voordracht werd afgesloten met een analyse van begripsontwikkeling en bestandsopbouw in een aantal landen.

De discussies na elke voordracht werden ingeleid door steeds een referent. Er was ook een slotdiscussie onder leiding van de voorzitter van de Subcommissie GIS, prof. Molenaar. Uit deze discussies bleek onder andere het volgende. De term 'landschap' in de DLMIDKM-terminologie werkt verwarrend (in Duitsland spreekt men nu misschien daarom over DOM, Digitale Object-Modelle). Er zijn duidelijk verschillende opvattingen en ervaringen te constateren tussen vanouds kaartproducerende instellingen en bedrijven en diensten die de digitale bestanden vooral gebruiken voor ruimtelijke analyses. De problemen van het objectgericht werken en denken (kan het wel, wat is de gebruiksafhankelijkheid van de definities, wat is het praktische nut, wie draait op voor de kosten?) kwamen uitvoerig ter sprake. Het belang en de vormgevingsproblemen van de visualisatie, via een permanent of vluchtig DKM, kwamen in de discussie minder aan de orde. Een samenhang met de afbeeldingsschaal en de thematische inhoud werd wel onderkend, maar kon, ook door de veelheid van op de studiedag naar voren gebrachte aspecten, niet verder worden uitgediept.


Inhoudsopgave

  • Voorwoord, M. Molenaar, voorzitter van de Subcommissie GIS v
  • De studiedag DLMIDKM in het kort, R. van der Schans 1
  • Theoretische aspecten van DLMIDKM: symmetrische structuren, R. van der Schans 3
  • DLM/DKM bij landelijke kaarteringen, E. Kolk 38
  • DLM/DKM bij gemeentelijke kaarteringen, L.M. Murre 51
  • U verlaat nu het gedigitaliseerde gebied!, L. Heres 56
  • Toepassing van DLM/DKM in het buitenland, H.J.G.L. Aalders 65
  • Verslag van opening en discussie studiedag DLMIDKM 75
  • Lijst van deelnemers studiedag DLMIDKM 81
Ga naar boven
JSN Boot template designed by JoomlaShine.com