Print deze pagina

Jaarverslag 2012 Subcommissie Geodetische Infrastructuur en Referentiesystemen

Jaarverslag NCG 2013


Vergaderingen en samenstelling van de Subcommissie

De Subcommissie is in 2012 eenmaal bijeengeweest voor de 70e vergadering op 13 juni. De geplande vergadering van december 2012 is uitgesteld tot januari 2013.

In 2012 is secretaris van de Subcommissie ir. J. van Buren opgevolgd door ir. L. Huisman van het Kadaster. De samenstelling van de Subcommissie is opgenomen in Bijlage 1.


Werkgroep Geodetische infrastructuur van Nederland

Naar aanleiding van het NCG-rapport 'Huidige organisatie en ontwikkelingsrichting van de geodetische infrastructuur in Nederland. Na vergelijking met onze buurlanden', ('rapport Van der Linde') is in 2011 een werkgroep van de uitvoerende diensten in het leven geroepen met ing. S.H. Oosterhof (Kadaster) als voorzitter. De werkgroep heeft in 2011 een rapport opgeleverd aan de directies van de uitvoerende diensten. Dit rapport van de werkgroep is in 2012 geagendeerd voor het GI-beraad van juni. De werkgroep van de uitvoerende diensten heeft een notitie voor het GI-beraad opgesteld met de voortgang van de werkgroep sinds 23 maart 2011. De op operationeel niveau benoemde knelpunten uit het rapport van de werkgroep zijn in 2011 en 2012 op ad-hoc basis opgepakt door specialisten bij de uitvoerende diensten. De samenwerking en de afstemming met betrekking tot operationele aspecten verloopt goed. Het GI-beraad van juni 2012 werd geannuleerd, waardoor het rapport en de voortgang sinds 2011 niet verder besproken zijn in het GI-beraad in 2012.


GNSS-infrastructuur

IGS, EPN en AGRS.NL

Het Actief GPS Referentie Systeem voor Nederland (AGRS.NL, of kortweg AGRS) is de basis van de geodetische infrastructuur van Nederland. AGRS.NL bestond eind 2012 uit negen stations (in alfabetische volgorde): Apeldoorn, Delft, Eijsden IJmuiden, Kootwijk, Terschelling, Vlieland, Vlissingen en Westerbork. De stations Delft, Eijsden, Terschelling, Westerbork en Kootwijk maken deel uit van het European Permanent Network (EPN). Westerbork, Kootwijk en Delft maken ook deel uit van de International GNSS Service (IGS; Global Navigation Satellite System). Westerbork heeft in de IGS de status van IGS08 Core Reference Frame site voor de realisatie van het International Terrestrial Reference Frame (ITRF).

Bij de afdeling Geometrische Referentie Systemen (GRS) van het Kadaster worden van de AGRS.NL-stations de coördinaten per dag berekent ten opzichte van omliggende IGS-stations. De berekeningen worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van de EUREF-commissie (European Reference Frame) en met ondersteuning van de TU Delft. De gepubliceerde coördinaten van de AGRS-stations worden gewijzigd als het jaarlijks gemiddelde van een of meer stations significant afwijkt. Hoewel de afgesproken norm van driemaal de standaardafwijking voor de coördinaatverschillen van de jaaroplossing 2012 is overschreden voor station Terschelling en station Vlissingen, worden de gepubliceerde coördinaten van de jaaroplossing 2010 gehandhaafd. Reden voor handhaving van de coördinaten van de jaaroplossing van 2010 is de minimale overschrijding van de norm, een onverklaard systematisch effect in de tijdreeksen van de stations en de voorgenomen wijziging voor de berekeningsstrategie in 2013, welke een nog onbekende invloed zal hebben op de coördinaten. Ook de geldende transformatie RDNAPTRANSTM2008 is gehandhaafd.

In 2012 is toestemming verleend door Staatsbosbeheer om in Radio Kootwijk een nieuw AGRS-station te realiseren. Het nieuwe station in Radio Kootwijk wordt in 2013 gerealiseerd en zal de internationale rol van het huidige station in Radio Kootwijk (KOSG) gaan overnemen. Station KOSG zal na een periode van parallelle operatie met het nieuwe station in Radio Kootwijk worden ontmanteld. In de periode van de parallelle operatie worden de excentriciteiten tussen het oude en het nieuwe station in Radio Kootwijk vastgelegd. Naar aanleiding van aanbevelingen uit het in 2011 opgestelde rapport 'Analyse Meerjarige AGRS Tijdseries - Trends' in de coördinaten van de AGRS stations is in 2012 de koppeling tussen AGRS, NAP (Normaal Amsterdams Peil) en zwaartekrachtmetingen voor Radio Kootwijk gewaarborgd. De TU Delft heeft een nieuwe locatie bepaald voor zwaartekrachtmetingen in Radio Kootwijk en Rijkswaterstaat heeft een ondergronds merk voor het NAP geplaatst nabij de locatie van het nieuwe station.

GPS-kernnet

De afdeling Geometrische Referentie Systemen (voorheen Rijksdriehoeksmeting) van het Kadaster heeft ook in 2012 de bijhouding verzorgd van 430 GPS-kernnetpunten door het uitvoeren van GNSS-metingen en waterpassingen. Voor 2013 is voorgenomen de frequentie en het aantal bij te houden punten te verminderen. Op basis van gegevens over de stabiliteit van de 430 kernnetpunten is een selectie gemaakt van 105 stabiele kernnetpunten welke vanaf 2013 worden bijgehouden. De meetfrequentie wordt één keer per vijf jaar, waardoor 21 punten per jaar zullen worden gecontroleerd. De controles worden vanaf 2013 uitgevoerd met behulp van multi-GNSS-ontvangers. In het vervolg wordt de naam GNSS-kernnet gehanteerd in plaats van GPS-kernnet.

NETPOS

Het aantal mobiele GNSS-ontvangers dat gebruik maakt van de real-time Netherlands Positioning Service (NETPOS), de real-time GNSS-dienstverlening van het Kadaster, was in 2012 met 368 gebruikers stabiel ten opzichte van voorgaande jaren. Gebruikers zijn het Kadaster en Rijkswaterstaat en hun aannemers. Het Kadaster gebruikt voor 80% van de kadastrale metingen NETPOS, Rijkswaterstaat gebruikt NETPOS voornamelijk voor het uitvoeren van peilingen. Virtuele RINEX (Receiver Independent Exchange Format) dat op basis van NETPOS door het Kadaster wordt gebruikt voor de bijhouding van het GPS-kernnet, wordt door externen gebruikt die in opdracht van het Kadaster en Rijkswaterstaat beeldmateriaal en hoogtedata inwinnen. De TU Delft en de Hogeschool Utrecht maken gebruik van NETPOS voor onderzoek en onderwijs. Het KNMI gebruikt NETPOS-gegevens voor de schatting van waterdamp in de atmosfeer.

Het NETPOS-netwerk bestond eind 2012 uit 35 referentiestations. De AGRS-stations die het Kadaster in beheer heeft (Apeldoorn, Eijsden, IJmuiden, Terschelling, Vlieland en Vlissingen) worden binnen NETPOS gemonitord. IJmuiden, Terschelling, Vlieland en Vlissingen maken tevens deel uit van het real-time netwerk.

De metingen van het NETPOS-netwerk (dagelijkse RINEX-bestanden met 30 seconden intervaldata) worden sinds 2012 gearchiveerd door de TU Delft. In 2012 is de volledige dataset overgezet en is een procedure geschreven voor het automatisch archiveren van de data.


NAP-infrastructuur

In april 2012 heeft Rijkswaterstaat een klanttevredenheidsonderzoek gehouden over de informatievoorziening over het NAP. De enquête had een goede respons met de deelname van 419 personen die het NAP een 7,2 geven als overall rapportcijfer. Er is vraag naar informatievoorziening via webservices en via smartphones en tablets. Ook is er vraag naar de beschikbaarstelling van historische of verouderde hoogtes van peilmerken en naar informatie over peilmerken van derden. De bijhouding van het NAP loopt volgens plan. In 2012 is het gebied Zuid-Oost Brabant en Limburg gemeten en gepubliceerd. Er is sprake van opvallende hoogteveranderingen in de oude mijnstreek van Limburg. Deze worden mogelijk veroorzaakt door het volstromen van oude mijnen. Dit wordt in 2012 nog nader onderzocht. Hierbij wordt ook meegenomen de bijhoudingsfrequentie van het NAP lokaal aan te passen aan merkbare bodembeweging.


Zwaartekrachtinfrastructuur en verticale referentiesystemen

In opdracht van de Data-ICT-Dienst (DID) van Rijkswaterstaat heeft de TU Delft de metingen van de absolute zwaartekracht in 2012 voortgezet. Een nieuw meetstation in Oudemirdum (Gaasterland, Friesland) is ingericht om een mogelijke kanteling van het NAP beter in kaart te kunnen brengen. Een relatieve-zwaartekrachtcampagne tussen de absolute-zwaartekrachtstations is uitgevoerd in april 2012. Een poging is gedaan om een nauwkeurigheid te verkrijgen vergelijkbaar met die van de metingen van de absolute zwaartekracht en tegen lagere kosten, maar dit bleek niet mogelijk met de huidige sensoren (Scintrex CG-3M en CG-5). Een campagne waarbij de absolute zwaartekracht is gemeten, is uitgevoerd ter controle van de verticale stabiliteit van het NAP-referentievlak. De metingen zijn verricht met het absolute-zwaartekrachtmeetinstrument FG-5 #234. De gemeten stations zijn: Westerbork (gravimetriebunker), Zundert (brandweerkazerne), Wageningen (Oude GeoLab), Epen (seismisch station HGN van het KNMI) en Oudemirdum. De resultaten zijn verwerkt in het rapport (Reudink & Klees, 2012) en zijn overhandigd aan de DID.

In het kader van het promotieonderzoek van ir. D.C. Slobbe, gestart mede op initiatief van de Subcommissie, zijn drie artikelen gepubliceerd. De paper (Slobbe et al, 2012a) gaat over het verkrijgen van spectrale consistentie tussen een hoge resolutie Mean Sea Level (MSL) en een lage resolutie geoïde met behulp van Slepian basisfuncties. Het artikel (Slobbe et al, 2012b) behandelt het vastleggen van het verticale referentievlak in een hydrodynamisch model met toepassing op het Dutch Continental Shelf Model. Het artikel (Slobbe et al, 2012c) beschrijft het realiseren van het Lowest Astronomical Tide ten opzichte van de geoïde op de Noordzee en een nieuw dieptereferentievlak op de Noordzee, die puur probabilistisch is gedefinieerd en veel gemakkelijker te realiseren is dan LAT. Het onderzoek bevindt zich in de afrondingsfase.

In het kader van het hetzelfde promotieonderzoek is een nieuwe gravimetrische land/mariene geoïde (NLGEO2013) en een nieuw LAT-referentievlak (NLLAT2013) berekend. Uit onderzoek is gebleken dat NLGEO2013 veel beter past bij de GPS-waterpasmetingen dan de gravimetrische geoïde, die ten grondslag ligt aan de officiële geoïde, NLGEO2004: de RMS-afwijking (Root Mean Square) is gereduceerd van 7,3 cm naar slechts 1,3 cm. Daardoor hoeft er geen correctievlak meer te worden berekend. Dit is een gevolg van een betere modellering van de dynamische zeetopografie in combinatie met een beter langgolvig zwaartekrachtmodel (DGM-1S. Een door de TU Delft puur op basis van GRACE- en GOCE-data (Gravity Recovery and Climate Experiment; Gravity field and steady-state Ocean Circulation Explorer) berekend mondiaal model volledig tot en met graad 250) en het opsporen c.q. corrigeren van een tot nu toe onbekende bias in de zwaartekrachtdata op het IJsselmeer en de Waddenzee, die in de jaren 1980 en 1990 zijn ingewonnen.


Internationale samenwerking

Op het EUREF2012 symposium van 6 - 8 juni in Saint Mandé, Frankrijk, is Nederland vertegenwoordigd door ir. J. van Buren en ir. L. Huisman. Ir. Van Buren presenteerde het 'National Report of the Netherlands' en ir. Huisman presenteerde een onderzoek naar het gebruik van ETRS89-satellietposities (European Terrestrial Reference System 1989) in Precise Point Positioning (PPP). De formele nationale vertegenwoordiger van Nederland in EUREF (European Reference Frame) is sinds eind 2010 ir.drs. A.J. Klijnjan (Kadaster).

De TU Delft neemt deel aan het Multi-GNSS Experiment (MGEX) van IGS (International GNSS Service), dat tot doel heeft een wereldwijd netwerk van tracking-stations op te zetten voor alle GNSS-signalen (Global Navigation Satellite System) en de analyse daarvan. De TU Delft heeft daarvoor in Delft een nieuw station opgezet dat alle signalen van BeiDou, Galileo en QZSS traceert, samen met de gemoderniseerde GPS- en GLONASS-satellieten en het 'space-based augmentation system' (SBAS). Met de Curtin University of Technology wordt gewerkt aan de analyse van de data. Nederland wordt binnen het Multi-GNSS Experiment vertegenwoordigd door dr.ir. H. van der Marel (TU Delft). In het kader hiervan heeft dr. Van der Marel op 18 en 19 Januari 2012 deelgenomen aan de GNSS Biases Workshop in Bern, Zwitserland en van 23 - 27 juli 2012 aan de 2012 IGS Workshop in Olsztyn, Polen. In Olsztyn zijn een aantal posters gepresenteerd met de eerste resultaten van de TUD/Curtin-groep.

Dr.ir. H. van der Marel was gedurende 2012 expert advisor van ESA (European Space Agency) en lid van ESA's Gallileo Science Advisory Committee (GSAC). De GSAC komt drie keer per jaar bijeen op het ESA-hoofdkantoor in Parijs en heeft tot doel ESA te adviseren over wetenschappelijke toepassingen van het Galileo-systeem.


INSPIRE

De richtlijnen van de Infrastructure for Spatial Information in the European Community (INSPIRE) omvatten nadrukkelijk ook referentiestelsels en daarmee een belangrijk deel van de geodetische infrastructuur. De ontwikkelingen bij INSPIRE zijn een vast agendapunt van de Subcommissie.
De INSPIRE TWG (Technical Working Group) Elevation heeft de conceptversie van de Technical Guideline Elevation opgeleverd. Ing. R. Broekman is vertegenwoordiger geweest namens Rijkswaterstaat in de TWG. De conceptversie zal na beoordeling in april 2013 definitief worden vastgesteld en gepubliceerd.


Publicaties op het gebied van de geodetische infrastructuur

L. Huisman en J. van Buren (2012), GPS meet beweging van Nederland, Geo-Info, 2012, 7, p. 24-30.
R.H.C. Reudink and R. Klees (2012), Vertical control of NAP 2012 – results of the measurement campaigns 2012, TU Delft.
D. C. Slobbe, F. J. Simons, and R. Klees (2012a), The spherical Slepian basis as a means to obtain spectral consistency between mean sea level and the geoid, J. Geod., 86(8): 609-628, ISSN 0949-7714, 10.1007/s00190-012-0543-x.
D. C. Slobbe, M. Verlaan, R. Klees, and H. Gerritsen (2012b), Obtaining instantane- ous water levels relative to a geoid with a 2D storm surge model, Continental Shelf Research, 52: 172-189, ISSN 0278-4343, 10.1016/j.csr.2012.10.002.
D.C. Slobbe, R. Klees, M. Verlaan, L.L. Dorst, and H. Gerritsen (2012c), Lowest Astronomical Tide in the North Sea derived from a vertically referenced shallow water model, and an assessment of its suggested sense of safety, Marine Geodesy, published on-line, ISSN 0149-0419, 10.1080/01490419.2012.743493.

Nieuwste van Super User